headerimg

 

                                      Oorlogsdagboek van Maria Josten

                            

 

Maria Josten zag het levenslicht in Aijen op 31 juli 1915. Ze was het zevende kind uit een gezin van 12, niet ongewoon in die tijd. Tijdens haar geboorte woedde de Eerste Wereldoorlog volop in de buurlanden. Duitsland lag bij wijze van spreken om de hoek. Daar woonde familie. Maar Nederland was neutraal en de oorlog ging aan Aijen voorbij.

 

De Tweede Wereldoorlog was ingrijpender. Nederland was bezet en beleefde moeilijke jaren. Het grootste deel van Limburg werd in september 1944 bevrijd. Dat ging niet op voor een groot gebied ten oosten van de Maas. Een deel van de bevolking van Aijen, waaronder moeder Josten en haar thuiswonende kinderen, had in opdracht van de Duitsers huis en haard moeten verlaten en was via Duitsland in het oosten van Nederland terecht gekomen.

 

Maria Josten werkte in de huishouding bij de familie Vonk in Venray. Haar verloofde Harry Hendriks uit Meerlo was voor het begin van de oorlog gemobiliseerd en vocht in de meidagen van 1940 tegen de Duitsers aan de Peel-Raamstelling. Zij waren beiden eerder bevrijd en kwamen met de priester Bemelmans, bij wie een van de zussen huishoudster was, naar Aijen kijken hoe de situatie daar was. Bemelmans beschikte over een auto. Maria en Harry besloten te blijven. Ze kwamen in een verlaten dorp aan met een onttakeld ouderlijk huis.  Niet geheel verlaten, want er waren wel Engelse militairen. Maria wilde voor de thuiskomst van haar broers, zussen en moeder alles weer op orde hebben. Over die laatste periode voor de terugkeer van haar familie heeft ze een kort dagboekje bijgehouden. Hier en daar is het niet duidelijk wat ze bedoelt. We kunnen het haar niet meer vragen. Ze overleed op 9 juli 2003.

 

TERUGKEER NAAR AIJEN IN MAART 1945: door Maria Josten

 

Donderdag 8 maart 1945.

In alle vroegte opgestaan want mijnheer Bemelmans en Harry gingen naar Meerlo-Horst om het een en ander te halen, want voor te slapen hadden we niks. Ja, daar stond ik. Waar zou ik het eerst aan beginnen? Eerst maar eens de grote kamer een beurt geven. Goed en wel aan de poets, daar kwamen een paar kapiteins voor inkwartie­ring. "Oh de Piepel is back, we gone". Ze dachten niet anders dan dat we Moffen waren. Weer ging ik met mijn werk verder. Twee Tommies kwamen met een kuip aardappelen, plus groente, sigaretten en chocolade. Na de middag kwamen er twee mij helpen met de kamers. Daar ik bang was voor mannen liet ik de Tommies maar voorop gaan. Vaak keek ik naar buiten of de auto nog niet kwam. Eindelijk tegen vier uur hoorde ik de auto. Wat was ik blij. Bemelmans moest weer direct terug. Daar zaten Harry en ik op de boerderij. Verder geen Tommie, zelfs hadden we geen kat gezien. Na wat gegeten en gepraat te hebben gingen we maar op de harde springmatras slapen.

 

Vrijdag 9 maart 1945.

Tegen acht uur werd het voor ons dag. Waaraan beginnen? De zitkamer kreeg een beurt. Wat een rommel, niet om aan te beginnen! De kerstboom stond nog prachtig en ongedeerd, zoals toen ze vermoedelijk het huis verlaten hadden. Koud en winderig, regen. En telkens keek ik tegen Weyenbergs huis aan en meende ik ook niet anders dan dat er iemand door het raam aan het kijken was. Dikwijls keek ik vergeefs. De Tommies kwamen niet meer naar het dorp, maar hadden het niet op ons, daar ze dachten dat we Moffen waren.

 

Zaterdag 10 maart 1945.

Wat zal vandaag de beurt krijgen? Dat was voor de bedden en de klerage zorgen  in de fabriekskelder. Alles was drijfnat en flink zwaar. Harry maakte de keldergaten allemaal flink open. Wat kwam daar niet allemaal uit!  Allerhand 'kleerazie', alles drijfnat. Van het beddengoed alles uitgehangen. Na de middag begon ik aan moeders slaapkamer. Daar was het gewoon hopeloos. Alles, maar ook alles door elkaar. Daar was geen doorkomen aan. Beelden van het H. Hart en Onze Lieve Vrouw. Nelly's mantel en moeders mantel. Het was treurig. Ik raakte door de kleerage flink moe. We maakten ons een bus warm en gingen eten en naar bed.

 

Zondag 11 maart 1945.

's Morgens om zes uur op de been. Eerst de H. Mis gebeden en toen aan het werk. (Tommy de hond gekregen) Moeders slaapkamer werd afgewerkt. Zondagmiddag kwamen de Tommies voor inkwartiering. Daar moest gepoetst worden. De zitkamer, moeders kamer en de opkamer. Daar hadden de Moffen kippen gehad zitten. Alles zat vol hennenpoep. Daar had Harry een slaapkamer gemaakt. Harry maakte zelf een strozak, dus die sliep af en toe in een bed. Ik sliep in de kamer op een matras. Toch was het de eerste dagen een gesol. 's Avonds kwamen ze voor 21 soldaten te slapen, de zitkamer, de geut, moeders slaapkamer, boven de meisjeskamer. Ze zouden 's nachts om twee uur komen.

 

Maandagmorgen:12 maart 1945.

Een drukte van heb ik jou daar. De correcte (houding?) van de soldaten. Toch wel een gezellige drukte. Ik ging in de middag eens naar boven kijken. Daar hadden ze me de jongenskamer ook al ingenomen. Frans bed van de kamer, de kast van de kamer en in Gerrits bed werd alles ingepakt, spiegel, papier en boeken van Gerrit. Och, och wat een rommel. Na de middag werd de keukenkachel naar boven gehaald en de buis door de raam uit en maar roken! De kamer was zwart van al het roken en een stof! Ik ging maar een beetje de zolder opruimen. Het was gewoon hopeloos. Het opruimen hielp niks. Ik legde het neer en de Tommies raapten het op. Ik staakte met het werk. ‘s Avonds kwam de Lange bij ons op bezoek. Hij rookte niet en snoepte niet. Harry en ik hadden het goed.

 

Dinsdag 13 maart 1945.

In alle vroegte opgestaan. Harry ging eens in de huiskelder kijken. Het water was weg en de bedden stonden er nog allemaal in. Wat was dat werken en hard. De bedstukken waren allemaal doornat. De Tommies hielpen met sjouwen. Wat waren het er veel. Harry was blij dat alles buiten was en ik al niet minder. Het was die dag tevens grote wasdag. Het weer was ook prachtig en de Tommies sjouwden het water, want onze pomp was kapot en het water moesten we bij Thisjes halen. 's Avonds bij het bedden binnenhalen ontmoette ik de eerste Hollandse officier, een reuze aardige man. Even gepraat en het huis rondgekeken en hij ging. Hij zou daags erna terugkomen.

 

Woensdag 14 maart 1945.

Ik sliep nog steeds in de grote kamer op een matras op de grond, een dunne deken erop en een gestikte deken. Een schaartje op de deur voor slot.

De dagtaak begon weer met een grote was. Harry was druk met de stal bezig. De Tommies maakten zich moe met het bakhuis dat ze met Harry inruimden en poetsten, een prachtige badkamer. Twee blankets als gordijn. Een sproeier, Mien haar bloemengietertje diende daarvoor in een zwarte pan waarin een gat zat. De mantelpot vol water en er werd maar gestookt. Het eerste kregen we Pierre Niesten op bezoek die het nogal allemaal zeker opnam. Die heeft gegeten en geslapen en is daags erna naar Eindhoven gefietst. Wim Custers en Frans van Aerssen, dat waren onze dorpsbewoners. De familie begon zich te vermeerderen. Harry was met de vloer in de grote kamer bezig.

 

Donderdag 15 maart 1945.

Loet Rutten kwam ook eens kijken hoe alles eruit zag. Loet komt hier in de kost. De andere jongens doen het zelf. Soms kook ik soep voor de hele familie en botermelk. De Hollandse officier die ons ieder geregeld komt bezoeken, komt ons nu verrassen en wel met drie koeien. Harry en ik gingen mee, want ze stonden bij het kookhuis en dat was bij J. van Bree. Wat waren die beesten wild en bang. Het waren tamelijk goeie. Twee ervan gaven melk. De een is droog en mogelijk drachtig. Daar prijkten al drie Duitse koeien op stal. Fijn, Harry had de stal zover klaar zodat ze op een net gepoetste stal kwamen. En mangelen en voer hadden we genoeg. De melk moest steeds gebracht worden naar de officiers-mess. En waren de officieren weg, dan waren de koeien en de melk voor ons. Ik ging vandaag ook maar eens mee melken op de stal. Wat een viezigheid allemaal. Meer dan erg. Alles gesorteerd en weer was er een dag vol.

 

Vrijdag 16 maart 1945.

Daar werden flessen gewassen en allerhande dingen gepoetst en geschuurd en het koelhokje schoongemaakt.  's Middags kwam Sjang uit Siebengewald en bleef mee eten. Iedere dag meer kostgangers. Loet neemt iedere dag eten mee voor 's avonds en 's morgens.

 

Zaterdag 17 maart 1945.

Vandaag zou Mien Weijs komen. Wij zitten vanmorgen koffie te drinken en daar komt Sjang Weijenberg heen fietsen. Hij heeft mee koffie gedronken  en gegeten. En 's middags kwam Mien Weijs. Sjang en Mien zongen samen. Ik heb maar weer een grote wasdag achter de rug. Harry poetst de koeling en sorteert de mangels.

 

Zondag 18 maart 1945.

H. Mis om 10 uur. Harry gaat biechten bij een Engelse priester en krijgt de H. Communie, terwijl hij een uur geleden koffie gedronken heeft. Veel Tommies waren in de H. Mis. Vanzelfsprekend de Hollandse officier ook. Na de H. Mis een kop thee: de officier, Harry, Sjang, Mien en ik. Vroeg gegeten en toen met de melk naar de officiers-mess. Met de Hollandse officier bloemen gaan halen en inmaak uit Duitsland, die ze mij netjes met een jeep naar huis brachten. Naar huis en een gezellig thee-uurtje. Dan komt de gedachte op 'waren ze maar hier, waar zouden ze zijn?' Na vijf uur ging Harry met de officier eens naar Bergen kijken naar Liskes (?). Ze konden er niet komen vanwege mijnenvelden. Hier weer een gezellige avond gehad met de Tommies.

 

Maandag 19 maart 1945: Het dagboekje stopt.

Maar als de familie naar huis komt hebben Maria en Harry dank zij hun harde werk het huis op orde. Er zijn voedselvoorraden en er is een begin van een veestapel. Hun thuiskomst wordt gemakkelijker door het voorbereidend werk van Maria en Harry. De familie kan weer overgaan tot de orde van de dag, maar hun oorlogservaringen zullen ze met zich mee moeten dragen.

 

Schrijfster Maria Josten